Een wandeling door mijn geboorteplaats

Waar liggen je roots, vragen we tegenwoordig. Waar ben je opgegroeid en wat weet je er nog van? Heb je er beelden bij? Vertegenwoordigen straten of gebouwen een zekere gevoelswaarde?

Ik ben geboren in Amsterdam. En ik heb een groot deel van mijn jeugd doorgebracht in het Vondelpark. Het Vondelpark, dat later door de wereld ontdekt is. Waar niets meer van over is, althans, van zoals het er in mijn jeugd uitzag. Aan het eind van de jaren veertig, in het begin van de jaren vijftig, toen Nederland nog aan het opkrabbelen was. Toen de schaduw van de oorlog nog in de straten hing. Toen iedereen arm was.

In de Saxenburgerstraat, waar ik woonde, stond één auto. De eigenaar van het kleine vehikel had er een soort foudraal voor aangeschaft, om het te beschermen tegen weersomstandigheden en mogelijk vandalisme. Wij kinderen waren in dit “Fremdkorper” niet geïnteresseerd. De eigenaar daarentegen bracht veel tijd door achter het raam van zijn woning om in de gaten te houden of zijn kleinood niet gemolesteerd werd. Er werd door jongetjes veel gevoetbald in de straat namelijk. Misschien stuiterde de bal wel eens tegen zijn trotse bezit. Ondraaglijk natuurlijk!

Vijver in Vondelpark, 2021  (foto: Sander Schilthuizen)

Het Vondelpark was in die tijd veel wilder. Pas in de jaren ‘60 en ‘70 is men het gaan trimmen tot het huidige keurige niveau. Er valt nu weinig avontuur meer te beleven.

De Overtoom en de dichtersbuurt waren mijn natuurlijke habitat. Amsterdam Oud-West. Geen bijzondere architectuur: veel eind 19e-eeuwse bouw. Grote gezinnen in kleine huizen. Het is welbekend allemaal. De Overtoom is wel een verhaal apart. Van oorsprong een waterweg, waarlangs veel kleine bedrijvigheid was. Na de demping bleef die lange tijd nog bestaan. Ik kan me nog allerlei kleine winkeltjes en bedrijfjes herinneren. Ook nog, toen tramlijn één er al lang doorheen reed.

Op woensdag- en zaterdagmiddag maakten wij, jongens in de lagere-school-leeftijd, lange tochten.

Ik stak dan bijvoorbeeld met twee vriendjes het park door naar Amsterdam Zuid.

Daar zag de stad er heel anders uit. Daar waren lommerrijke lanen. Kapitale villa’s werden omzoomd door weelderige tuinen met schitterende vijvers. Alles was groot en ruim; een totaal andere wereld. Wij vergaapten ons er alleen maar aan; we hadden er niets te zoeken.

Nog verder doorlopend werd de buurt minder imposant, maar nog steeds wel van een zekere voornaamheid. De huizen waren groter en hadden een veel solider uitstraling dan bij ons in de Kinkerbuurt; dat was revolutiebouw tenslotte.

Wandelen kon je het niet noemen, wat wij als jongens deden. We waren op ontdekkingstocht.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/bd/Jacobus_van_Eck%2C_Afb_A01634001264.jpg

Kostverlorenvaart en rechts het Jacob van Lennepkanaal met de Jacob van Lennepkade (circa 1930) (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kostverlorenvaart#/media/Bestand:Jacobus_van_Eck,_Afb_A01634001264.jpg)

Wanneer we de Overtoom afliepen in de richting van de brug over de Kostverloren vaart, kwamen we al snel op het Surinameplein, in de jaren ‘50 zo’n beetje het eind van de Amsterdamse bebouwing in ‘West’. Daarna kwamen de ‘tuintjes’: kleine neringen die groenten en fruit verbouwden.

Buurtjongens vertelden wel eens dat ze daar worteltjes gingen jatten, door ze gewoon uit de grond trekken dus, als de boer even niet oplette. Maar dat gebeurde toch een generatie vóór ons.

Wij gebruikten het Surinameplein vooral omdat het in feite een grote zandvlakte aan het worden was, waar gevoetbald kon worden. En soms sloegen we linksaf langs het verlengde van die Kostverlorenvaart. Daar heette het nu De Schinkel. Langs het water lopend bereikten we na een half uurtje de Nieuwe Meer. Niet het Nieuwe Meer dus. Wij Amsterdammers zeiden: De Nieuwe Meer.

De Schinkel omstreeks 1910

Overhaal over de Schinkel bij de Vlietstraat. Gezien vanaf de Schinkelkade, hoek Vlietstraat, naar het zuiden in de richting van de Nieuwe Meer. Rechts aan de overzijde Sloterweg 1-7 (na 1973 Rijnsburgstraat), hoek Jaagpad. (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Schinkel_(rivier)#/media/Bestand:SchinkelEilers.jpg)

We gingen er ook vissen. Zelden was de vangst spectaculair, een baarsje van een centimeter of tien was wel het maximum.

Aan de overkant lag ‘Bosplan’: het Amsterdamse Bos; aangelegd in de jaren dertig voor de werkverschaffing. Fantastische plek. Veel plaats voor recreatie. Speelweiden. De Bosbaan, waar internationale roeiwedstrijden gehouden werden. Daar was door het college van wethouders in de crisistijd goed over nagedacht. Vanaf de Kinkerbuurtschool met de hele klas, drie kwartier lopen, langs de Amstelveense weg. Brood mee! Bosplan hoorde bij het dagelijks leven als een altijd beschikbaar extraatje. Flink druk in de weekends, al werd er nog niet gebarbecued, zoals tegenwoordig.

Een wandeling door het huidige centrum van Amsterdam is geen onverdeeld genoegen meer. De stad is ernstig overwoekerd geraakt door de commercie, sinds de enorme toeloop van toeristen uit alle delen van de wereld. Mede daarom is een wandeling door mijn geboorteplaats een nostalgisch verhaal geworden.

 

Dark horse

Roestig vlaggenschip speelt op de valreep gelijk Spaarne 1 - Boven IJ / Volewijckers 1 4-4

Vlak voor aanvang van de wedstrijd tegen Boven IJ / Volewijckers bleek vlaggenschip Spaarne-1 roestiger dan veelal wordt gedacht, want maar liefst vier spelers waren grieperig geweest of nog steeds grieperig (Arp, Otten, Schill en Ruber). En de roest zit er toch al goed op, op onze nog immer voortdobberende boot, zowel qua spelen als qua levensverwachting, ultieme schaakglorie en/of -begeestering. Of valt het met die begeestering dan wel weer mee?

Ze kwamen alle vier aan dek, niet voor ‘alle hens’. Daarvoor is het te vroeg in het seizoen. Bovendien zijn we goed gestart met winst op de andere promovendus, Zuidoost United.

–0–

Bord 1 lieten de promovendi uit Amsterdam-Noord onbezet, waarschijnlijk ook in verband met ziekte. Colleen Otten hoefde zich dus niet in de speelmodus te schakelen. Hoe onbevredigend ook, Het Spaarne leidde bij het indrukken van de klokken al met 1-0.

Vroeg op de middag regende het een aantal remises. Frans Arp (nooit ziek en op bord 4) speelde de opening zoals gebruikelijk in luttele minuten, verzuimde mogelijk pionwinst te schnabbelen rondom zet twintig en nam na overleg met gelegenheidscaptain Colleen remise aan. Leo Littel (bord 8) repareerde een achtergebleven pion van de tegenstander (d6) naar een gezonde, met goede redenen (?), alvorens genoegen te nemen met remise. Jan Vos speelde met zwart een variant uit het Hollands, sloeg na d4xe5 terug met Pc6xe5, waarna de pion op d6 volgens ingewijden lange tijd hulp behoefde. Ik heb weinig van deze partij gezien. Het werd uiteindelijk geruisloos remise.

 

 

Op bord 3 nam ik ook een remise-aanbod aan, na enerverende schermutselingen op de damevleugel. Ik had mijn koning lang laten rokeren, tegen de storm in. Na een zet of tien was chagrijn opgeborreld. Bird-Larsen-opening (f2-f4), wat te doen met de zwarte stukken? Kort rokeren leek zeer riskant. Het witte spel speelde zich daarentegen vanzelf. Ik zocht tevergeefs naar een goed plan, koos het verkeerde en kwam met de schrik vrij. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.

 

 

Oke, oke, oke, de boodschap is inmiddels duidelijk. Engines zijn ook – onvermijdelijk – ijskoude betweters; mijnheer HAL2025 vindt dus dat witspeler Mehra veel eerder b3-b4 had kunnen doorzetten, zwart had ‘gewoon’ kort kunnen rokeren, enz. (Ik heb zelfs even overwogen om de koning van b8 terug te laten wandelen naar g8. De loper op a5 verhinderde dat, en mijn eigen torens natuurlijk ook.)

–0–

Voordeel van zo’n toch nog vroege remise – het was een uur of vier – is dat je niet meer aan het bord gekluisterd bent. De adrenaline zakt. Ik kreeg tijd voor een aangename analyse met tegenstander Mehra en voor een heldere blik op de resterende partijen.

Loek Veenendaal had op bord 2 na de opening een fijne stelling met de witte stukken. Verschafte zich door pionwinst een vrije a-pion. In de analyse kreeg toeschouwer Colleen Otten visioenen van het lieve kleine pionnetje uit Donner-Velimirovic. In de partij ging er iets mis elders op het bord en moest Loek, uiterlijk laconiek, de vlag strijken.

Paul Ruber was nog ziek, zo was aan zijn gezicht te zien. Toch gekomen. Tegenstander Tetteroo schotelde hem op bord 4 een Scandinaviër voor waarin hij zijn koningsloper niet naar g7 ontwikkelde maar naar e7. Het paard ging na de verjaagzet c2-c4 terug van d5 naar f6, want op dat veld blokkeerde het niet een fianchettoloper. Paul voelde zich omstreeks de dertiende zet ook niet senang in de stelling. Hieronder een deel van de partij:

 

Goed. We begonnen de schaakmiddag met een reglementaire 1-0 voorsprong wegens niet opkomen. Nu daagde de eerste nederlaag. Tussenstand 3-4. Aad de Bruijn had op bord 6 achter de witte stukken een betere stelling tegen George Gijssen. Achtergebleven zwarte pion op d6, druk van zware witte stukken op de d-lijn. Maar was dit ook te winnen? Aad besloot tot de discutabele breekzet f3-f4, Tegenstander Gijsen greep mis met 44. … Df8 waarna een afwikkeling naar een pionneneindspel met een pion meer voor wit onvermijdelijk was. Aad speelde dat naar winst. Hulde!

 

Aldus kwam Het Spaarne op gelijke hoogte. Wellicht wel verdiend.

 

Schill

P.S. Bij het naspelen van mijn partij opperde tegenstander Mehra dat wit na een korte zwarte rokade plotsklaps kan winnen na 12 …Lb7. Hoe?

Rating
Rating
Otten, C.J. (Colleen) 2038 NO 0 1R – 0R
Veenendaal, L. (Loek) 1940 Beugel, M. (Martin) 2044 0 – 1
Schilthuizen, A.P. (Sander) 1978 Mehra, R. (Roger) 2069 ½ – ½
Ruber, P.J.P. (Paul) 1968 Tetteroo, E. (Eric) 1910 0 – 1
Arp, F.L. (Frans) 1978 Koning de, M. (Martin) 1990 ½ – ½
Bruijn de, A. (Aad) 1887 Gijsen, G. (George) 1894 1 – 0
Vos, J.H. (Jan) 1870 Lindeman, R. (Richard) 1955 ½ – ½
Littel, L. (Leo) 1824 Westerop van, S. (Sebastiaan) 1913 ½ – ½
Gemiddelde Rating: 1935 Gemiddelde Rating: 1968 4-4

Bijlmer stories Zuidoost United 1 - Spaarne 1 3-5

Een nieuw seizoen daagde in klasse 4D. Nieuwe kansen om weer eens een onsterfelijke partij te spelen!

Op 20 september reisde Spaarne-1 af naar een wel heel gemoedelijk deel van de Bijlmermeer. Google maps loodste Colleen Otten en ondergetekende via wandelpaden en druipend groen – het regende flink aan het begin van de middag – langs een aantal vrijstaande woontorens, naar onze speellocatie. Groenhoven! Een woonidylle bedacht rondom 1970 of daaromtrent. Ik heb niets tegen zo’n brute flatwijk, integendeel. Er is een hoop veranderd in Amsterdam Zuidoost sinds de eerste tekeningen van modern wonen midden jaren ’60 in hoogwaardig beton werden gegoten, maar die woontorens leken de tand des tijds zonder slijtage te hebben doorstaan, als een raam naar het verleden.

–0–

Zullen we even een d-tourtje maken? Meer dan tien jaar lang huurde ik een flat in een toch wat desolate niet meer zo heel nieuwe nieuwbouwwijk in Alphen aan den Rijn, wellicht net zo bruut als de Bijlmer. Ik woonde op de Preludeweg. Die naam wees op een niet geringe weeffout in mijn bestaan. Als je op de galerij voor mijn flat stond, kon je bij helder weer in de verte de schoorstenen van de Hemwegcentrale zien, langs de A10, vlakbij de Coentunnel. Mijn buurman wees me daar een keer op, in 1999 of daaromtrent. Hoogst interessant! Aan de andere kant van mijn flat lag een vierbaansweg waarop het verkeer telkens aanzwol tot geraas en dan weer hoogst empathisch uitdoofde tot stilte, omdat stoplichten voor een groot kruispunt telkens op rood floepten. Als ik mijn handen op de reling zette kon ik aan de overkant van die weg bij een tankstation naar binnen kijken waar ik met zekere regelmaat filtersigaretten aankocht (nu al lang niet meer). Achter die weg lag een industrieterrein met een middelbare school in grijze baksteen. Daarop gaf ik les in het vak Wereldbeschouwing. Ik kan me herinneren dat de zomers zich moeizaam voltrokken, de winters nog meer.

–0–

Goed, op de website van schaakclub Zuidoost United zie ik nu een perfecte routebeschrijving, maar die hadden wij noch Paul Ruber en Jan Vos gelezen: Groenhoven bestaat uit 8 woontorens. De collectieve ruimte is via een indoorloopstraat te bereiken. U vindt het collectief tussen toren 6 en 7, de ingang is via de Patio. Verder: Groenhoven biedt een bar/eetcafé, u kunt er terecht voor maaltijden tegen een aantrekkelijke prijs. Indoorloopstraat. Ha, nou leuk, ik had al wat letterstenen op mijn scrabblebordje staan.

–0–

Enfin …. de wedstrijd werd een klinkende overwinning: 3-5. Door zeges van Paul Ruber, Colleen Otten, Aad de Bruijn en Leol Litel konden twee matchpunten mee terug naar huis. Ik wandelde regelmatig langs de borden, schatte stellingen snel en oppervlakkig in, maar had in de auto terug naar huis nauwelijks een beeld van het scoreverloop, laat staan van het verloop van de partijen. Hieronder een korte impressie

Als ik het goed heb won Paul Ruber met zwart op bord 4 tamelijk geruisloos een stuk en incasseerde het punt zonder al te veel moeite.

 

 

Frans Arp (bord 5) keepte een mindere stelling door een afwikkeling naar een toreneindspel dat hij nauwkeurig naar remise leidde. En dan was er Aad de Bruijn die een enorme aanval opwekte langs een open h-lijn. Een lekkere partij om het seizoen mee te beginnen:

 

 

Vooraf had Colleen Otten weer eens uiting gegeven aan haar nu al legendarische gebrek aan speelzin, maar achter het bord en na de partij viel het daar reuze mee mee. En de engine vond dat ook. (Gaan we binnenkort ons genoegen laten afhangen van …?)

 

 

Op bord 2 kwam ik voor de tweede keer in een week in een opening terecht die ik niet goed ken: 1. d4 Pf6 2. Lf4. Toeval of niet: in de auto had Colleen me geadviseerd de verleiding van Lc8-f5 achterwege te laten, want anders zou wit het ding kunnen opjagen met f2-f3, g2-g4, enzovoort. (Het is de lijfvariant van Paul Mathot die op de avond van de ledenvergadering bijna een rapidtoernooitje won, mede door mij te verslaan.) De opening verliep anders, niet onverdienstelijk voor de hoeder van de zwarte stukken. Ik ‘verzon’ een pionoffer met een stille zet als follow-up dat de witspeler niet mocht aannemen, zo orakelde het rekenmonster achteraf. Maar hij deed het toch. Omstreeks de twintigste zet stond ik op winst met 35 minuten op de klok, mijn tegenstander had er nog vijf of zes. De afrondende nekslag vond ik niet, en tien zetten later moest ik opgeven na een blundertje van formaat. Dat had een trauma kunnen worden, op de terugweg treurend achter het stuur, maar werd het niet. Op de een of andere manier voelde het schaakglas half vol aan, in plaats van helemaal leeg. Wijsheid komt met de jaren, of het moet dry september zijn geweest :).

 

 

Jan Vos speelde op bord 7 een interessante partij met wisselende materiaalverhoudingen (pionverlies, kans op stukwinst, pionwinst, stukverlies):

 

Terwijl ik mijn partij in het naastgelegen café naspeelde, zwoegde Loek Veenendaal zich als laatste op bord 3 door een taai soort doorschuif-Caro-Kann waarin hij een pion won na eerst Ld3 (de goede loper) met een paard op g6 te hebben geruild (vond een kiebitzende clubgenoot onlogisch), maar moest toezien dat de zwarte stukken aanzienlijke activiteit konden ontplooien op de damevleugel. Een eindspel werd uiteindelijk remise.

Schill

 

Rating
Rating
Mohammad, F.J. (Farmaan) 1917 Otten, C.J. (Colleen) 2038 0 – 1
Mekuria, R.N. (Rufael) 2022 Schilthuizen, A.P. (Sander) 1978 1 – 0
Nie van, J. (Jonathan) 1931 Veenendaal, L. (Loek) 1940 ½ – ½
Torn, D.A. (Daniel) 1918 Ruber, P.J.P. (Paul) 1968 0 – 1
Saricicek, A. (Ahmet) 1946 Arp, F.L. (Frans) 1978 ½ – ½
Saricicek, B. (Bilal) 1749 Bruijn de, A. (Aad) 1887 0 – 1
Sternau, A. (Almar) 1994 Vos, J.H. (Jan) 1870 1 – 0
Lont, I.G. (Iwan) 1929 Littel, L. (Leo) 1824 0 – 1
Gemiddelde Rating: 1926 Gemiddelde Rating: 1935 3-5

 

Compromissengemodder en kortetermijndenken: met al onze techniek en wetenschap tasten we nog steeds in het duister over onze toekomst.

De mensen bewonen de aarde, samen met alle andere levende wezens. En al die wezens hebben een gemeenschappelijke agenda: overleven.

Dieren en planten hebben hun strategieën om zich zo goed mogelijk te handhaven, of zelfs om hun mogelijkheden uit te breiden. Dat gebeurt in een vrij spel van krachten, dat bepaald wordt door omstandigheden die zich wijzigen. Aanpassing is het sleutelbegrip. Aanpassing namelijk aan de agenda, die de aarde er zelf op nahoudt, want iets anders is niet denkbaar: levende wezens hebben geen keus.

Mensen leven soms met de illusie dat ze wel een keus hebben. Ze beelden zich in dat ze de aarde bezitten. Dat ze er maar een beetje mee kunnen doen wat ze willen. En vervolgens doen ze dat ook. (Niet allemaal gelukkig). Maar het is een vergissing om te denken dat je de aarde kunt gebruiken naar eigen goeddunken. Moeder aarde heeft in de loop van de tijd al vele gestalten aangenomen in haar ontwikkeling. Een daarvan is de huidige periode, waarin er mensen rondlopen op haar oppervlak. Het ligt niet voor de hand, dat zij zich plotseling naar de wensen van dit ene verschijnsel zal gaan gedragen. Hou dus op, zou ik zeggen, met deze zelfoverschatting. En probeer iets te begrijpen van het hele proces. Daarin ligt de enige kans om het bestaan te rekken, want het eeuwige leven zullen we als mensen zeker niet hebben. Bescheidenheid is dus op zijn plaats.

Maak het de Donald Trumps en de Vladimir Putins van deze wereld maar eens wijs.

Dat het zinvol is om de CO2-uitstoot te beperken lijkt me wel duidelijk, zoals alle maatregelen die door wetenschappers en klimatologen worden aangeraden ongetwijfeld een kern van waarheid bevatten. Maar als het klimaat werkelijk gaat veranderen, dan heb ik zo’n donkerbruin vermoeden dat we daar uiteindelijk weinig tegen kunnen doen. Er zijn geleerde oceanografen die zich bezighouden met de gedragingen van het klimaat op geologische tijdschalen. Glaciologen boren in fossiel Antarctisch ijs. Uit bodemonderzoek kan ook het nodige worden afgeleid.

Maar het tempo waarin klimaatverandering zich gaat voltrekken is aan niemand echt bekend. Er is wel veel angstig geschreeuw. En de voorspellingen buitelen haastig over elkaar heen.

Het zou goed zijn, en dat idee is niet van mezelf, wanneer de verschillende wetenschappelijke disciplines, die zich met het gedrag van de aarde bezighouden, hun splendid isolation lieten varen, en de grote hoeveelheid kennis proberen te integreren. Misschien ontstaat daaruit een beter begrip van wat ons te wachten kan staan. Het is dan nog niet zeker, hoe de mens er invloed op zou kunnen uitoefenen. De aarde heeft zich nooit iets aangetrokken van haar toevallige bewoners; ze zijn bij bosjes uitgestorven in het verleden om allerlei redenen, die wij soms niet kennen of begrijpen.

In de geïndustrialiseerde landen zijn de laatste twee eeuwen economische verdienmodellen te dominant geworden. Bijna alles is in de greep van de commercie geraakt. We leven in een wereld, waar het agressief schreeuwen om aandacht door ondernemers, zo langzamerhand een plaag aan het worden is. (Ik beweer uiteraard niet dat er iets tegen ondernemen zou zijn.)

Maar het verdienmodel zou een andere inhoud kunnen gebruiken. Een inhoud die ons de aarde doet verdienen, omdat we haar respecteren, en niet blindelings leeg proberen te graaien.

Het zou een zinvolle onderneming zijn om deze langetermijnvisie in de politiek te incorporeren. En het is nodig! Er is geen plaats meer voor exorbitant winst maken en cynisme.

Maar van de politici kunnen we toch niet al te veel verwachten vrees ik. Zij lopen doorgaans achter de feiten aan, dol als ze zijn op halve maatregelen, compromissengemodder, en kortetermijnoplossingen die in hun straatje te pas komen. Daarom zal deze ontwikkeling van onderaf moeten komen. En gelukkig is dat ook aan het gebeuren. Vooralsnog in kiemen weliswaar, maar die breiden zich uit, zoals dat gaat in de natuur.

Het realistische denken over onze status als aardbewoners wint veld. Maar we weten nog veel te weinig.

 

Dark Horse

1965: de allerhoogste tijd voor een muzikale doorbraak

In het najaar van 1965 was ik twintig, en op zoek naar een nieuwe uitdaging. Ik speelde al een paar jaar in verschillende bandjes, maar ik was ontevreden, het was te braaf allemaal.

Lang haar!! Daar ging het om. Dan kwam de rest vanzelf, dacht ik wel zo’n beetje. The Rolling Stones en The Pretty Things; de Beatles en The Kinks. Dat waren de lichtende voorbeelden.

Allerhoogste tijd om in Nederland ook een doorbraak te forceren. Het land waar Gert Timmerman op nummer één stond in de hitparade met het nummer Ik heb eerbied voor jouw grijze haren was iets onmogelijks. Deze zanger, een werkelijk doodenge poseur, werd door de Nederlandse bevolking omarmd. Dat kon zo niet langer!

Warnar, een kennis, was één van de voorlopers in Amsterdam met lang haar tot op z’n schouders. Stalen Jezus ,werd hem op straat nageroepen. Mensen raakten opgewonden en zelfs agressief wanneer ze jongens met lang haar op straat tegenkwamen. Niet zelden werden ze bedreigd. Het is mijzelf ook overkomen, midden in de nacht in de Kinkerstraat; je moest soms een goed heenkomen zoeken. Maar erg lang heeft dat niet geduurd. De nieuwe trend was vele malen sterker. Het duurde niet lang, voordat bijna alle jongens met varianten van lang haar rondliepen.

Door de achterhoede werd nog gerept van “langharig werkschuw tuig”, maar deze framing stierf een snelle onopgemerkte dood.

Bandjes met lang haar waren al gauw de nieuwe werkelijkheid. Zo ook het bandje dat ik samen met Warnar oprichtte, en dat het tot een kortstondige landelijke bekendheid bracht, omdat de tijd er rijp voor was. N.V. Groep 65 hadden we na veel geharrewar bedacht als naam.

Het begon allemaal met een talentenjacht in Purmerend. Daar wonnen we de hoofdprijs: een platencontract bij Bovema-records in Heemstede. De jury was buitengewoon met ons ingenomen. Maar of het door onze muzikale prestaties kwam of door ons bijzondere voorkomen werd niet echt duidelijk. Daar hadden we ook helemaal geen belangstelling voor. Een wereldtournee lag in het verschiet tenslotte. Dan ga je je niet met onbelangrijke details bezighouden.

We gebruikten al drugs. Stickies en benzidrine om lang wakker te blijven. En we waren de eersten in Nederland met drugsongs. Ook het geloof werd op de korrel genomen in een quasi-psalmachtig nummer getiteld Dank zij de Heer. We vonden het leuk en noodzakelijk om te provoceren. De kranten en blaadjes spraken er schande van. Maar bij platenboer Bovema vonden ze het geen punt. Ze hoopten waarschijnlijk dat het relletje de verkoop zou stimuleren.

In de studio was het wel erg wennen in het begin. We moesten ieder apart in een akoestiekvrije ruimte plaats nemen en onze partijen spelen. Dat was de techniek om het materiaal later optimaal te kunnen manipuleren. Zo gortdroog als je instrument dan klinkt is nogal verwarrend.

We namen in een middag en een avond een stuk of tien nummers op; allemaal eigen werk, van voornamelijk Warnar. Ik vond zijn ideeën origineel en grensverleggend; precies wat we nodig hadden. Maar de verkoop viel bitter tegen. De consumenten hadden misschien wel van onze provocatie gesmuld, maar de muziek die daarbij hoorde werd niet gewaardeerd. Ik geloof dat  van de twee singletjes die werden uitgebracht maar weinig exemplaren hun weg naar de beoogde doelgroep hebben gevonden.

Dat was natuurlijk ook de inschattingsfout die we maakten bij onze verwachtingen; de mensen die echt aan iets anders toe waren, waren op de vingers van één hand te tellen.

Achteraf moet ik trouwens wel concluderen dat het niet allemaal even geweldig was wat we deden. Ik heb jaren later nog wel eens de lp teruggeluisterd die van die opnamesessie was geperst. Een gevoel van schaamte overviel me. Maar om het af te doen als een jeugdzonde voelt ook niet helemaal goed. We hebben er toen veel plezier aan beleefd, en ons een jaartje popsterren gevoeld. We hadden in Amsterdam-Noord zelfs een echte fanclub.

Onze zanger en mede-oprichter Warnar ontpopte zich echter steeds meer als een onstabiele factor. Soms kwam hij gewoon niet opdagen, omdat hij te veel drugs had gebruikt. Daarom heeft het hele avontuur uiteindelijk maar kort geduurd. Ik was er niet echt stuk van.

In mijn hoofd had zich reeds het plan gevormd om een beroepsopleiding te gaan volgen in de muziek.

 

Dark Horse

Wielrennen en zo (deel 2)

Ik heb op het circuit van Sloten een keer meegedaan aan een zogenaamde trimmerskoers. Dat soort wedstrijden werd eind jaren zeventig veel georganiseerd en was bedoeld voor mensen zoals ik; jongens (nog vooral) die de nieuwe rage hadden ontdekt en dachten dat ze al iets konden.

Ik werd in die wedstrijd voorlaatste, nadat ik een ronde voor het einde dacht dat ik tweede was geworden. Ik had me vergist: we moesten nog een ronde. Dat was fnuikend voor mijn motivatie.

Misschien kwam het ook, doordat ik te veel doping had genomen. EPO was nog niet bekend in die tijd, maar ik zat tot aan mijn kraag vol amfetaminepillen. Ook had ik een paar lijntjes coke gesnoven. Ik wilde winnen. Maar ik denk dat het me een beetje labiel had gemaakt, al die doping. Ook, omdat in de laatste ronde de fluim van een deelnemer vóór me door de wind in mijn nek woei, besloot ik het bij deze ene poging te laten. (Ze reden trouwens toch veel te hard naar mijn zin.)

Nee, ik wist niets van doping in 1978. Ik had er wel eens van gehoord natuurlijk, maar om wat voor middelen het ging wist ik niet. Het heeft me ook nooit echt geboeid nadien. Ik begreep dat wanneer er fysieke prestaties in het geding zijn in combinatie met de een of andere vorm van competitie, het vals spelen nooit ver weg is. (Bij de Olympische Spelen van vóór onze jaartelling gebeurde het al ).

Het gebruik van stimulerende middelen in de wielersport heeft naar mijn idee echter disproportioneel veel aandacht gekregen. In allerlei vormen van (top)sport komt het natuurlijk voor.

Over voetbal en doping hoor je nooit iets. Maar wanneer je die top-elftallen in de Champions League twee keer drie kwartier als bezetenen over het veld ziet vliegen, dan kun je mij niet wijsmaken dat ze dat zonder stimulerende middelen volhouden. Ik voel me aangetrokken tot het argument: ze gebruiken het allemaal, dus blijft het een eerlijke krachtmeting. Ik weet niet of doping verbieden voldoende effect sorteert trouwens: de ontwikkelingen in het laboratorium gaan door, de menselijke natuur verandert niet.

(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands_kampioenschap_wielrennen_op_de_weg)

Het blijft lastig om te zien of er in het wielermilieu veel afspraken worden gemaakt over samenwerking of over het verkopen van wedstrijden. Daar laten ze zich tegenover de buitenwereld niet over uit natuurlijk. Maar dat het gebeurt geloof ik zeker; het is hun brood tenslotte. Toen lang geleden Jan Raas er eens naar gevraagd werd in een interview zei hij met een brede grijns: niets is wat het lijkt! Eén keer kwam het op nogal gênante wijze aan het licht, toen Michael Boogerd in 2006 Nederlands kampioen wilde worden. In de laatste ronde reed Sebastiaan Langeveld echter ver vooruit als enige koploper. Boogerd ging wanhopig achter hem aan, óók in z’n eentje. Hij voelde kennelijk dat het hem niet ging lukken en zocht zijn toevlucht tot een deal. Na een tijdje kwam zijn ploegleiderswagen naast hem rijden en zin ploegleider riep vanuit het raam hoorbaar voor iedereen: 20.000 is oké! Waarna Langeveld alsnog werd ingehaald…

Maar ik vind het geen goed idee om alles maar verdacht te maken aan het wielrennen. De lol is er wel gauw af op die manier. Mensen die maar blijven hameren op het idee dat sport “schoon” moet zijn, beginnen op den duur te irriteren.

Veel interessanter is de “wielergekte”. Het gedrag van supporters neemt allerlei bizarre vormen aan. Wanneer de renners voorbijkomen leidt dit bij velen tot heftige emoties. Je houdt je hart soms vast wanneer er weer een of andere gek langdurig met een klimmer meeholt; niet zelden door drankgebruik beneveld, denk ik. Maar het zal toch vooral enthousiasme zijn.

De carnavaleske kant van het supoorterschap trok mij vroeger echter het meest. Hoe vaak heb ik niet verkleed als pinguïn op een driewieler gezeten tijdens de Tour de France. Het sloeg nergens op, maar dat was tegelijk ook de kern van mijn aandrang. Ik kon er geen weerstand aan bieden.

Ik doe het niet meer, want mijn vrouw en dochter overwegen me te laten opnemen.

 

Dark Horse