Wielrennen enzo

In 1977 kocht ik mijn eerste racefiets. Een bruine Raleigh. Ik werd besmet met het wielervirus door een vriend van mij, die kort daarvoor een eigele Jan de Reus had gekocht en al flink aan het opscheppen was over zijn prestaties. Het sprak me wel aan; ik had opeens óók zin in een racefiets.

Ik was tweeëndertig, dus de kans dat ik nog grootse prestaties zou gaan neerzetten was nihil.

Niettemin begon ik flink te trainen en na een paar maanden kon ik mijn vriend bijhouden. We gingen samen regelmatig tochten maken, in snelle wielerkleding, want dat was natuurlijk wel de bedoeling ook. In je gewone kleren zag het er niet uit.

Het luisterde erg nauw, al die snufjes voor de fiets en de outfit. Daar konden we langdurig over praten. Mijn vriend was nog meer geobsedeerd door de nieuwe sport dan ik, en overwoog serieus om een cursus fietsenmaker te gaan volgen. Zover ging de liefde voor het rijwiel bij mij niet.

 

Onze historie | JAN JANSSEN

(bron: https://www.janjanssen.nl/onze-historie/?v=1a13105b7e4e)

Fietsen stond niet meteen op nummer één; er waren nog genoeg andere dingen. Dat Jan Janssen in 1968 de Tour won was min of meer langs me heengegaan. Het wielrennen begon me pas tien jaar later te interesseren. En vanaf dat moment is het ook niet meer weggegaan. Ik kijk nog steeds graag naar de koers.

Wat is de gevaarlijkste sport ter wereld? Het wielrennen maakt absoluut kans op die dubieuze titel. Om de haverklap liggen die jongens op de grond. Ernstige kwetsuren zijn nog relatief te behappen; er vallen echter ook doden. 50 Km per uur fietsen in het midden van het peloton; en dat drie kwartier lang, vereist een onvoorstelbare concentratie. Geen wonder dat het vaak mis gaat; Het is gewoon levensgevaarlijk!

Het zijn allemaal atleten van in de twintig en dertig. Hun moeders en vaders zitten met samengeknepen billen naar de televisie te kijken wanneer hun kind weer eens met 90 of 100 km per uur van de berghellingen afsuist. En niet alleen hun familie. Ik vind het zelf ook steeds griezeliger.

In 1980 won Joop Zoetemelk de Tour. In datzelfde jaar reed ik óók de ronde van Frankrijk. In m’n eentje, want mijn relatie was net verbroken, en ik had behoefte aan een vorm van retraite.

De Renner van Tim Krabbé zat in mijn zijtas, want schaken deed ik toen ook al, en de combinatie van deze twee sporten lag me wel. Dat boekje werd op de golven van de nieuwe trend een enorme bestseller. Ik geloof dat Tim er een paar plezierjachten van heeft kunnen kopen en een privévliegtuig. Als ik hem ooit tegenkom zal ik het eens vragen.

In die tijd was het nog Theo Koomen die verslag deed, vanaf de motor. Hij voelde aan dat er romantiek en heroïek bij deze sport horen, maar niet dat je het ook kan overdrijven allemaal. De meesten van ons kunnen zich zijn hysterisch geloei nog wel herinneren. Een hekel kreeg je niet aan hem; het hoorde bij hem. Hij zou het met alles gedaan hebben; opblazen tot het uiterste.

 

undefined

(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Theo_Koomen)

Maar omdat de volkssport steeds meer belangstellenden trok, kwamen er ook andere types op de stroop af. Mart Smeets bijvoorbeeld had een scherpe neus voor populisme. Die was altijd te vinden waar de kijkcijfers het hoogst waren.

Het wielrennen kent in mijn beleving af en toe een soort dips. Dat is wanneer er weer eens een coureur met kop en schouders boven de rest uitsteekt en onafgebroken steeds maar aan het winnen is. Dat vind ik saai. Misschien omdat een landgenoot zoiets nooit presteert. Wanneer een Nederlander vijf keer de Tour wint vind ik het misschien prachtig; zo zal ik waarschijnlijk ook wel weer zijn. Maar ik vind het leuker wanneer het spannend is omdat de verschillen klein zijn en er strijd geleverd moet worden.

Onder Merkx, Indurain, Hinault en Armstrong was de aardigheid er voor mij vanaf. Die ronden vertoonden meestal een voorspelbaar verloop; je stelde je dan maar tevreden met het spel om de troostprijzen. In die tijd was Theo Koomen er al niet meer; die was ergens in Noord-Holland tegen een boom gereden. Het commentaar kregen we nu van de alcoholische kabouter Jean Nelissen; vrij kort daarna verdrongen door Mart Smeets, die geen verstand van wielrennen had, maar zich ijverig het jargon probeerde eigen te maken. Hij dacht dat dat genoeg was; maar het was overduidelijk dat hij zelf nog nooit op een racefiets had gezeten…

 

Dark Horse

Rammelt alles plotseling Met de brommer naar de Bodensee

Paul en ik zouden op de brommer naar het Bodenmeer gaan. 1963. We waren allebei achttien jaar. Wie van ons tweeën op dat idee kwam, weet ik niet meer. Ik zal het zelf wel geweest zijn, want ik was er een jaar of zes eerder, als beginnende puber, met ons gezin ook eens geweest.

Paul had een betere brommer dan ik. Hij had het begeerlijke type Rocky, van het merk RAP. Paul scheurde met zijn RAP-Rocky over de rotonde van het Amsterdamse Surinameplein, plat door de bochten. Daar kon ik niet aan tippen. Ik had het gewone type RAP. Twee versnellingen. Paul had er drie.

Het race-model had ook een zogenaamde buddy-seat. Een langwerpig zadel met aan het uiteinde een tamelijk scherp opstaande rand, die het geheel een meer flitsend karakter gaf. Een imitatie van de vormgeving die je bij motoren op het circuit van Assen ook zag. Op mijn bromfiets zat een gewone bagagedrager. Daar kon je twee zijtassen op vastmaken. Dat had ik gedaan: er niet al te veel ingepropt. Daarbovenop lag nog een tent. Slapen in hotels konden we natuurlijk niet betalen. Het zou in ons hoofd niet zijn opgekomen. De begrippen vakantie en tent waren toen nog onlosmakelijk met elkaar verbonden. Paul had geen bagagedrager vanwege die flitsende buddy-seat.

Toen we vertrokken bleek zijn oplossing voor het vervoer van zijn bagage, een kleine ramp in tijdelijke vermomming. Hij had een koffer dwars over de buddy-seat vastgesnoerd. Maar omdat er eigenlijk niet genoeg plaats voor hemzelf overbleef, moest het ding schuin tegen de opstaande rand staan. Het zag er niet uit, maar het ging. We dachten er niet over na. God mag weten waar we eigenlijk wél over nadachten…

Ik kan me van het rijden zelf, door Nederland en Duitsland, vrijwel niets herinneren.

 

undefined

(De Bodensee (bron: https://de.wikipedia.org/wiki/Bodensee))

 

Het drong pas tot ons door dat we aan een onderneming begonnen waren, toen we in Koblenz aan de Rijn ontdekten dat we de tentstokken vergeten waren. Dat was wel oerstom natuurlijk, maar we waren niet voor één gat gevangen. De camping lag op een groenstrook langs het water. Iets verderop werd gebouwd. Op dat terrein vonden we twee mooie latten die we konden gebruiken. We hoefden er dan alleen maar een punt aan te slijpen, en het probleem was opgelost.

Met die geïmproviseerde tent bereikten we de volgende dag inderdaad het Bodenmeer. Het meer van Konstanz, dat indrukwekkend lag te glinsteren in de zon.

Onderweg was ik verbaasd geweest dat mijn bromfiets de hellingen in het Zwarte Woud zo moeizaam en sputterend opkwam. Die verdomde RAP-Rocky was steeds veel eerder boven.

Wat deden we daar, op de grens van Duitsland en Zwitserland? Op de camping, die verder door vooral Oostenrijkers werd bevolkt. Dat waren vrolijke lieden, die veel met elkaar zongen over hun geliefde Salzburger Nockel; een alcoholisch drankje, kennelijk, want hun stemming steeg elke dag tot grote hoogten. Wij moesten natuurlijk ook de inwendige mens verzorgen. Wij dronken echter geen alcohol.

Achteraf vind ik het een beetje raadselachtig waarom eigenlijk niet, want in Amsterdam waren we al vergevorderd in het pilsjes pakken in de kroeg. Biljarten en bierdrinken was elk weekend vaste prik.

Maar we dronken appelsap en we aten bijna uitsluitend brood met haring in tomatensaus aan de oevers van de Bodensee.

–0–

Het werd ook eens tijd om terug te gaan. We besloten tot een andere route, voor de variatie. Bij Straatsburg staken we de Rijn over, om onze tocht in noordoost-Frankrijk voort te zetten.

Er deden zich nauwelijks incidenten voor. Of het zou de vergissing moeten zijn die we bij een Frans benzinestation maakten. Daar gooiden we mijn tank vol met benzine, i.p.v. mengsmering. Het gevolg was al vrij snel een vastloper. En nu kwam het goed van pas, dat Paul naar school ging op de M.T.S. De middelbare technische school. Hij had onmiddellijk in de gaten dat we de verkeerde vloeistof hadden getankt. Wat te doen? Ik had geen flauw idee. Maar mijn vriend kwam met een oplossing. Wij hielden met vereende krachten mijn brommer ondersteboven, zodat de benzine uit de tank kon lopen. Daarna hevelden we een beetje uit zijn tank over in de mijne, met behulp van een rietje, dat we wonder boven wonder bij ons hadden. Met dat kleine beetje konden we net terug naar het benzinestation om nu wél het goeie spul in de tank te gooien. Misschien had ik een tientje schade geleden; ik weet het echt niet meer. In 1963 was het nog niet zo schreeuwend duur allemaal.

Maar er was een klein probleempje. Het regende vrijwel constant. Wij konden niet de hele dag onder een luifel of een boom door gaan brengen, vonden we. Dus reden we door, want we waren er toch op gekleed. Het slechte weer maakte ons wel wat humeurig. Maar het werd pas vervelend, toen bleek dat de koffer van Paul tekenen van zwakte begon te vertonen, omdat hij van een soort karton was. Hij werd steeds slapper, ten gevolge van de aanhoudende regen. En, ja, hij brak in tweeën, omdat hij zo raar vastgesnoerd had gezeten. En ergens, niet eens zo ver meer van huis, langs het Amsterdam-Rijnkanaal lag de inhoud plotseling op straat.

Hoe hebben we dat toen opgelost? Het is erg lang geleden; ik weet het niet meer. Ik herinner me wel dat we elkaar daarna een tijdlang slecht verdroegen. De stemming had teveel onder zoveel tegenslag geleden. Het is later weer bijgetrokken, maar avonturen op de bromfiets zouden er nooit meer van komen.

Mijn jongere broer vond het helemaal niet vreemd. Hij had altijd al moeten lachen over ons optimisme. Wij hadden namelijk opgeschept over de kwaliteiten van onze brommers. RAP tenslotte; daar ga je heel snel mee! Maar volgens mijn broer wisten wij helemaal niet wat de letters R.A.P. eigenlijk betekenden. Die waren namelijk een afkorting van: Rammelt Alles Plotseling!

 

Dark horse

Opperapen en schaakmonsters Spaarne Z - Aris de Heer Z 2-2 / NHSB-beker (zilver)

HadieSchill… overmorgen een bekerwedstrijd… thuis met Arp, Vos en mij… doe je mee? Appje van Paul Neering op dinsdagmiddag. Ah oke, oke! Tegen wie? Zelf opgezocht: tegen Aris de Heer, sympathiek kluppie uit Midden-Beemster. Ik zegde toe, maar dat lag niet aan Aris de Heer, eerder aan het solidariteitsprincipe (dat ik wel eens geschonden heb, en dat moet ook kunnen).

Daardoor nam ik voor de derde keer in een week achter een schaakbord plaats voor een externe wedstrijd, met de gedachte: ik zit, ik doe een zet, en nog een, en zie wel. Ik dacht eerst nog even puberaal als recalcitrant: wat is schaken toch leuk en mooi en prachtig en kunstig en kunstzinnig! O, wat ontzettend boeiend. Moet je eerst pensionado worden om dat ten volle te beseffen?

Enige verwringing van de geest is mij bij tijd en wijle niet vreemd, misschien wel door een structureel gebrek aan energie dan wel een ‘vol hoofd’ (Doet u alles met uw hoofd? Bestel nu de clear-mind-energizer voor maar 599,- euro bij ‘Klokko presenteert’, u bespaart maar liefst 300 euro!!!). https://www.youtube.com/watch?v=13zg3tXvDvI

Soms denk ik in alle verwringing: die mijnheer daar in het Witte Huis zegt verschrikkelijk zinnige dingen, maar waarom laat hij altijd die lange rode stropdas tussen zijn benen hangen? Is dat niet te missen symboliek van een selfmade business man (You don’t have the cards!) of juist een verlaat kledingadvies van Stormy Daniels? (Dear mr president, is that a gun in your pocket or are you just glad to see me?)

O nee, andere vrouw, andere tijd, andere wereld.

En wat te denken van die grote kleine schaker in het Kremlin? Zijn gezichtsexpressie kent geen grenzen en zijn zelfreflectie ook niet. Wellicht heb ik me jarenlang laten hersenspoelen door westerse media die menen dat de NAVO er geen imperialistische politiek op na houdt. De schellen zijn van mijn ogen gevallen. En trouwens, was de rol van de Amerikanen vlak na 1945 niet wat al te altruïstisch en vol geldverspilling, met die belachelijke Marshallhulp enzo?

Maar goede relativering verdringt ook verwrongen gedachten. Gelukkig. Als pensionado kun je ook gezegend zijn met wolken van kleinkinderen die hun grootvader in hun enthousiasme meeslepen naar het einde van de dag (nee, opa moet voorlezen). Mijn kinderen zijn de peutertijd inmiddels allang ontstegen, maar geen van drieën heeft zich al onledig gehouden met ‘de voortplanting’. Ikke niet weten. Dus is er nog geen grootvader Schill (gaat nog wel even duren). Dus ruim baan voor het schaken! Energie! De wil om te winnen! Dame-offers. Tak, tak, tak! Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Schill, het onverzadigbare schaakmonster. Komt dat zien!

–0–

Aldus trof ik mezelf op 13 maart jongstleden aan bij bord 1. Tegenover me Thomas Broek (bescheiden, innemend en op het oog nog immer onverwoestbaar positief na forse fysieke malheur enige jaren terug). Thomas ken ik van trainingen bij Jop Delemarre in pre-coronatijden. Heb ik goede herinneringen aan. Duffe dinsdagavonden werden in Beverwijk gevuld met aangename schaakinzichten. Paul was daar ook bij.

Na een valse start in de gouden groep van het bekerschaak (verlies tegen ’t Saense paard op een verdwaalde vrijdagavond begin januari) mochten we nu doorstromen naar de ‘Europa League’ van de NHSB-beker waarbij aangetekend dat Aad de Bruijn niet mee mocht doen wegens een te hoge rating op 1 oktober jongstleden, en ik juist wel (Nou moeder, daar was ik wel heel blij om, maar ik had liever een date gehad met een lekkere …..).

–0–

De wedstrijd tegen Aris de Heer eindigde in 2-2, waarbij de nederlaag van Frans Arp op bord 2 niet opwoog tegen de zege van Jan Vos op bord 3. Frans was met zijn gedachten elders, of beter: hij merkte dat de gangen van zijn gedachten stofvrij gemaakt moesten worden, zo zei hij achteraf. Tegenstander Marc Holla won na een Scandinavisch gambiet (1 e4 d5 2 ed5 c6) met zwart een pion op de damevleugel (a3) en verwierf zich alle positionele voordelen die hij zich maar kon wensen (een vrijpion op e4, een loeisterk ros op d5 en open lijnen voor zijn torens). Daar kon Frans weinig tegenover stellen: ik wilde wel aanvallen op de koningsvleugel maar daar kwam niets van terecht. Hij streek de vlag en besloot ‘de stofzuiger van zijn geest’ eens aan te zetten. Misschien helpt dat.

Van de andere partijen heb ik weinig meegekregen. Dat was een goed teken: mijn aandacht ging vooral uit naar mijn eigen stelling, met af en toe een schuine blik op het gestuntel van Ajax-B (correctie Ajax-A) tegen Eintracht Frankfurt. Niet te vaak die barruimte in lopen. Dat leidt alleen maar af.

Keimpe Knijft had al vroeger op de avond geremiseerd.

Jan Vos speelde een lekkere partij tegen Ron de Vink op bord 3, die na een misser in de opening (9. b4) zijn stelling in enkele zetten wel erg tochtig zag worden langs de diagonaal a7-g1. Jan won een pion en liet niet meer los.

 

 

De partij tussen Thomas Broek en uw reporter eindigde na een toch niet heel vlakke strijd plots in remise. Wit won in de opening een pion, maar na wat schermutselingen rondom de twintigste zet (Pe5-d3-f4, f7-f6, e7-e5) greep zwart het initiatief na 23. Dxf5, mede dankzij het loperpaar.

 

We keken elkaar aan. Thomas stak zijn hand uit en zei: ik ben tevreden
met remise… Ik schudde zijn hand, want ik had nog ca 3 minuten en hij een
kwartier. Sympathiek aanbod.

Aldus bekert Aris de Heer verder!

 

Schill

 

Het Spaarne (1878) – Aris de Heer (1929) 2-2
Sander Schilthuizen (1938) –  Thomas Broek (2009) ½ – ½
Frans Arp (1944) – Marc Holla (1922) 0-1
Jan Vos (1841) – Ron de Vink (1908) 1-0
Keimpe Knijft (1789) – Frank de Geus (1876) ½ – ½

Trots op Nederland?

Is er voldoende reden om trots te zijn op Nederland, en zo ja, waarop dan precies? Kan men trots zijn op alles wat die vreemde smeltkroes voortbrengt, de goede en de kwade dingen? Of is het Nederland van sommige politici een construct dat met de werkelijkheid weinig te maken heeft?

In 1956 kwam het kabinet Drees met de Algemene Ouderdomswet (AOW). Nederland heeft een lange traditie van verzekering tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Wetten die getuigen van een ernstig sociaal besef. Ze kwamen niet allemaal zonder slag of stoot tot stand, maar het gebeurde toch maar! Dat is iets om trots op te zijn. In Nederland is het ten dele ook een uitvloeisel van de gezamenlijke strijd tegen het water. Samenwerking was geboden…

Hoe staat het met de beroemde Nederlandse verdraagzaamheid? Kunnen we daar nog trots op zijn, of was het ooit een noodzakelijke houding in een verzuilde samenleving? Een noodzakelijk kwaad misschien wel, want sinds de ontzuiling zijn grote groepen op zoek gegaan naar andersdenkenden waartegen ze zich konden afzetten. Immigranten bijvoorbeeld. Die behoefte zit diep klaarblijkelijk.

Dat is geen exclusief Nederlands trekje overigens; overal ter wereld heeft men een hekel aan vreemdelingen; en overal zijn er populisten die op de een of andere manier munt proberen te slaan uit dit sentiment. Nederlanders bakken ze wat dat betreft niet bruiner dan de burgers van andere landen. Maar ‘t is niet echt iets om trots op te zijn natuurlijk

En zo zijn er nog een paar dingetjes die aandacht verdienen voordat we de inwoners van de rivierendelta de lucht in gaan prijzen. Want “Nederland”, tja, dat zijn een paar lijnen op de landkaart. Het gaat tenslotte om de mensen die er wonen. De inwoners zijn onmogelijk over één kam te scheren, want ons land is een lappendeken geworden van verschillende culturen en manieren van denken. Het Nederland van Jan Peter Balkenende en Rita Verdonk bestaat al heel lang niet meer, laat staan het Nederland van Thierry Baudet en zijn verdwaalde sekte.

Joop Glimmerveen riep in de jaren tachtig en negentig dat Nederland blank moest zijn. Zoiets zou nu geen enkele politicus in z’n hoofd halen. Met zo’n oproep zou je jezelf nu volstrekt belachelijk maken. (Maar er zijn politici in den Haag die het stiekem nog steeds wel zouden willen.)

Er is een oude grap die zegt: als de Ieren en de Nederlanders van land zouden wisselen, dan hadden de Nederlanders van Ierland binnen de kortste keren een welvarend succes gemaakt, en de Ieren waren hier hopeloos verzopen. Waar komt dat Nederlandse succes vandaan? En wat voor soort succes is het? Een economisch succes vooral, denk ik. Maar toch ook het al vroeg ontstaan van een overlegcultuur in de vorm van noodzakelijke waterschappen bijvoorbeeld. We kunnen er trots op zijn; het is ons toch maar gelukt onze voeten droog te houden.

Bij het economisch succesverhaal zijn wel een paar kritische noten op z’n plaats, want met een beetje voorstellingsvermogen is Nederland ook een piratennest aan de Noordzee te noemen, een land waar belastingontwijkers en- ontduikers ruimhartig gefaciliteerd worden, waar de drugshandel welig tiert. Nederland is een prettige plek voor allerlei soorten criminaliteit geworden, omdat regering na regering te weinig doet om overtreders van de wet aan te pakken.

Om met reden trots op Nederland te kunnen zijn, is een meer realistische kijk op de huidige werkelijkheid nodig. Trots die refereert aan een periode die voorbij is, daar hebben we niet veel aan.

Het gaat in de westerse wereld, dus ook in Nederland, om het besef dat de grenzen van de groei bereikt zijn. Daar zijn inmiddels wel behoorlijk wat burgers en ondernemers van doordrongen, maar het paradigma van de economische groei is nog allerminst verlaten.

Het zou heel mooi zijn wanneer Nederland inderdaad eens werkelijk gidsland zou zijn, en serieus werk gaat maken van een circulaire, niet-vervuilende industrie en landbouw. Het kan allang, maar er is nog onvoldoende wil. Er zijn al veel initiatieven, en er is een groeiende onderstroom. Wanneer komt dat beroemde kantelpunt eens in zicht?

Dark Horse

Holle vaten

Ik ben gestopt met de talkshows. Ik kijk er niet meer naar, want ik heb geen geduld meer voor het oeverloze geklets. Ook de zogenaamde deskundigen blijken het maar al te vaak bij het verkeerde eind te hebben. En als ze echt iets te melden hebben dan is de tijd te kort en worden ze soms halverwege hun betoog afgekapt. Televisie maken is in veel gevallen een vervelend opgefokt wereldje denk ik. Vóór en achter de schermen.

Ik weet niet hoe dit in andere landen gaat. Wordt daar ook zoveel geouwehoerd op televisie?

Ik kan me best voorstellen dat er behoefte bestaat aan een programma op de televisie waarin het nieuws van de dag wordt becommentarieerd. Nederland is volgens mij het enige land ter wereld waar er maar liefst vijf praatprogramma’s zijn (als ik goed geteld heb). En als je dan naar zo’n programma zit te kijken word je er meestal weinig of niets wijzer van. Het is een herkauwen dat zo langzamerhand geen grenzen meer kent.

De eerste stoomtrein reed wel dertig kilometer per uur. Een machine regelrecht uit de hel natuurlijk, die het trekschuitvolk danig van de leg bracht. Er werd aanvankelijk ernstig tegen geprotesteerd door heren met hoge hoeden en dames in crinoline met parasolletjes. Maar de trein werd gemeengoed, zij het gelardeerd met een flinke scheut klassenverschil. Als arbeider kon je derde klasse reizen en op een houten bank je meegenomen boterham opeten, niemand tot last. Dat was vóór de komst van de socialisten, toen de dikke sigaren nog de dienst uitmaakten.

Waarom deze blik in het verleden? Omdat de wereld van toen in sommige opzichten lijkt op de wereld van nu. Destijds begon het kapitalisme aan zijn eerste schreden om samenlevingen te ontwrichten. Als reactie daarop ontstond de klassenstrijd, en die heeft het leven van veel mensen een stuk dragelijker gemaakt. Maar het economisch systeem is niet veranderd. En dat systeem deugt niet. Het neoliberalisme is dan wel geen letterlijke terugkeer naar het ongebreidelde kapitalisme van de negentiende eeuw, maar van nivellering is allerminst sprake. Integendeel. De inkomensongelijkheid neemt wereldwijd weer schrikbarend toe.

Ik verwacht dat dit ook deze keer tot een tegenbeweging gaat leiden. Tot veel strijd ook weer, want mensen vergeten gemakkelijk wat het gekost heeft om een beetje eerlijke verdeling van de inkomsten uit arbeid te realiseren.

Dit soort geluiden hoor je niet in de talkshows. Daarin is het merendeel van de kijkers niet geïnteresseerd. Eerlijk delen is weer uit de mode geraakt, omdat we met allerlei prullaria worden zoet gehouden: de smartphone en andere ‘beeldschermen’ zijn nu opium voor het volk. Mensen worden zoet gehouden met digitale flauwekul: de faam van influencers, fakenews, hetzemakerij, tweets en retweets op X, kortom met minder dan de waan van de dag. Intussen worden de negatieve effecten daarvan steeds meer zichtbaar en beginnen mensen zich er in toenemende mate van af te keren.

Gelukkig is dat inmiddels wel in bredere lagen van de bevolking aan het doordringen, al is Geert Wilders nog steeds overtuigd van het feit dat hij met zijn getweet de Nederlandse politiek kan manipuleren. Ten dele is dat ook zo, hoe irritant. Mensen weten weinig, maar hun ambitie brandt hevig. Talkshows maken disproportioneel veel ruimte voor al die irrationaliteit.

Misschien mogen we wel niet klagen met de tandeloze tijgers die nu het Catshuis bevolken, als we kijken naar de ontwikkelingen in de VS. In sommige opzichten lijken die ontwikkelingen op die in het Duitsland van de jaren dertig. Daar wist Hitler zich ook in relatief korte tijd te omringen met dubieuze en criminele figuren. Een soort paranimfen die er ook nog een persoonlijke rancuneuze agenda op nahielden. Hitler bekleedde ze ruimhartig met allerlei cruciale posten, en zorgde ervoor steeds het laatste woord te kunnen spreken. Ik weet niet of Trump de huidige gebeurtenissen ook zo in de hand heeft. Misschien is het niet eens nodig en heeft deze nieuwe ontwikkeling haar eigen dynamiek, en gaat het gewoon door, ook als Trump in het bejaardenhuis zit.

Dark horse

De donkerste dag

Kersthangershot10

Donderdag 19 december 2024 werd de donkerste dag ooit gemeten, volgens een ’te laat geboren’ nieuwslezeres (elf opeenvolgende dagen was de zon niet te zien geweest). En bijna de kortste dag van dit kalenderjaar. Toch was er verwarring. Een dag ervoor stond uw verslaggever bij een stoplicht naast de Amsterdamse poort. Vier uur ’s middags. Ik ging naar de Filmkoepel voor The room next door (nieuwe film van Almodovar). Ik betrapte me op de gedachte dat het al langer licht bleef, het ergste leed was geleden. En kerst moest nog komen. Meevaller? …Raar…. De zon moest van slag zijn. Of de aarde. Of ik. Wachtend op het groene licht keek ik even naar links en zag een vleug zonneschijn over de stad fladderen. Dat was het. Grijs plakt dag na dag aan grijs, en dan ben je bijna vergeten dat die koperen ploert durft te schijnen in december, hoe kort ook. (En koperen ploert is in dit geval meer dan een overdrijving.) Geef mij nu maar november, en dat is normaal gesproken mijn minst favoriete maand.

Nog even doorbijten, voor wie moeite heeft met een tekort aan daglicht. Mijn zoon zette afgelopen zondag de kerstboom op. De nieuwe kerstlampjes gaven zoveel licht dat mijn ogen ervan gingen knipperen. Dat dan weer wel. Er zat geen dimmer op de stekker. Zo’n drukknopje dat je dan drie of vier keer in kan drukken voor een steeds flauwer schijnsel. Spul van de bouwmarkt. Oke, de hele decemberjanuaririedel laat ik over me heen komen: kunstboom, hertenbiefstuk met ovengefruite spruiten, spekjes erbij, aardappelkrokettengeneuzel, prik, prik, heel erg lekker ja!, daarna het geknal op Oudejaarsdag, en met platte muziek en bubbeltjeswijn de nieuwjaarsnacht in. Dronken? Nee, niet dronken. 2 januari: kunstboom opbergen in trapkast. En dan op zoek naar het nieuwe licht (ik heb geen religieuze inslag).

–0–

De laatste speelronde van de interne competitie voor de jaarwisseling bood ondanks die al dan niet terechte somberte goed schaakvermaak. Ik had zin om een partij te spelen, hoewel de batterijen aan een goede oplading toe waren.  Loting: Paul Neering – Sander Schilthuizen. Remise? Nee. Oh, afgesproken remise? Ook niet. Wat dan?

Het werd een rustige avond. We speelden niet. Eerst diende zich een geïnteresseerde nieuwkomer aan, Lars, die meer wilde weten van de basisprincipes van het schaakspel. Het werd natuurlijk een overstelpende hoeveelheid informatie die Paul en ik over hem uitstortten, met als hoofdmoten: wat moet je in de opening doen? En: hoe beoordeel je een stelling? (koningsveiligheid, materiaalverhouding, pionnenstructuur, stukkenactiviteit). Als ik het me goed herinner. We speelden een partijtje ‘hardopdenken’…

Halverwege de avond verschoof onze aandacht naar de externe wedstrijd die bezig was (Spaarne N3 – Hoofddorp N3). Piet Hein Koning had zich voor even bij ons gevoegd om te melden dat hij van het bord geblazen dreigde te worden. Op bord 1. Met nieuwkomer Lars erbij kwamen we erin na de 20ste zet van zwart (20…Kg7). Vraag: wie staat er beter en waarom? En niet onbelangrijk: wat zou wit moeten spelen?

Lars vond vooral de zwarte pion op d3 gevaarlijk, een luis in de pels van wit. De ervaren rotten (Paul en ik) vonden het witte paard juist een ros dat de zwartspeler (Piet Hein) niet zomaar, of niet meer uit zijn stallen kreeg geknuppeld. Zij overzagen zetten als Pf5-d4 (Schill) en Pd4-e6 (beiden). Onvolkomenheden horen er bij.

 

De wedstrijd eindigde in een overwinning voor de Hoofddorpers: 2-4 (https://www.nhsb.nl/competitie/wedstrijden/17300).

–0–

Door de externe wedstrijd en door de vele afmeldingen werden er in de interne competitie slechts vier partijen gespeeld. Een meer dan alledaagse verrassing werd de zege van Keimpe Knijft op Aad de Bruijn. Op de negende zet kiest Keimpe voor een actieve voortzetting (ontwikkeling voltooien) die hem materiaal kost (de kwaliteit). Hij moet hebben ingezien dat hem flinke compensatie te wachten stond (actieve lopers tegenover een onveilige witte koning). De notities zijn van Aad die, ondanks het verlies, veel waardering had voor het spel van Keimpe. Er zijn kleingeestiger schakers op de wereld.

 

–0–

Tot slot een kleine hersenkraker, die Aad maakte naar aanleiding van de partij De Haas –  De Bruijn (Heerhugowaard 1- Spaarne 1, 14-12-2024) https://www.svhetspaarne.nl/algemeen/heerhugowaard-1-het-spaarne-1-3-5-4-5/.

Oplossingen kunt u insturen tot 1 januari 2025 op deze website (‘reacties’). Vermeld in uw bericht de variant die naar uw idee de juiste is. Niet moeilijk, wel een beetje.

Hopelijk doorstaat u de decemberdonkerte met glans. Fijne dagen!

Schill