In 1977 kocht ik mijn eerste racefiets. Een bruine Raleigh. Ik werd besmet met het wielervirus door een vriend van mij, die kort daarvoor een eigele Jan de Reus had gekocht en al flink aan het opscheppen was over zijn prestaties. Het sprak me wel aan; ik had opeens óók zin in een racefiets.
Ik was tweeëndertig, dus de kans dat ik nog grootse prestaties zou gaan neerzetten was nihil.
Niettemin begon ik flink te trainen en na een paar maanden kon ik mijn vriend bijhouden. We gingen samen regelmatig tochten maken, in snelle wielerkleding, want dat was natuurlijk wel de bedoeling ook. In je gewone kleren zag het er niet uit.
Het luisterde erg nauw, al die snufjes voor de fiets en de outfit. Daar konden we langdurig over praten. Mijn vriend was nog meer geobsedeerd door de nieuwe sport dan ik, en overwoog serieus om een cursus fietsenmaker te gaan volgen. Zover ging de liefde voor het rijwiel bij mij niet.
(bron: https://www.janjanssen.nl/onze-historie/?v=1a13105b7e4e)
Fietsen stond niet meteen op nummer één; er waren nog genoeg andere dingen. Dat Jan Janssen in 1968 de Tour won was min of meer langs me heengegaan. Het wielrennen begon me pas tien jaar later te interesseren. En vanaf dat moment is het ook niet meer weggegaan. Ik kijk nog steeds graag naar de koers.
Wat is de gevaarlijkste sport ter wereld? Het wielrennen maakt absoluut kans op die dubieuze titel. Om de haverklap liggen die jongens op de grond. Ernstige kwetsuren zijn nog relatief te behappen; er vallen echter ook doden. 50 Km per uur fietsen in het midden van het peloton; en dat drie kwartier lang, vereist een onvoorstelbare concentratie. Geen wonder dat het vaak mis gaat; Het is gewoon levensgevaarlijk!
Het zijn allemaal atleten van in de twintig en dertig. Hun moeders en vaders zitten met samengeknepen billen naar de televisie te kijken wanneer hun kind weer eens met 90 of 100 km per uur van de berghellingen afsuist. En niet alleen hun familie. Ik vind het zelf ook steeds griezeliger.
In 1980 won Joop Zoetemelk de Tour. In datzelfde jaar reed ik óók de ronde van Frankrijk. In m’n eentje, want mijn relatie was net verbroken, en ik had behoefte aan een vorm van retraite.
De Renner van Tim Krabbé zat in mijn zijtas, want schaken deed ik toen ook al, en de combinatie van deze twee sporten lag me wel. Dat boekje werd op de golven van de nieuwe trend een enorme bestseller. Ik geloof dat Tim er een paar plezierjachten van heeft kunnen kopen en een privévliegtuig. Als ik hem ooit tegenkom zal ik het eens vragen.
In die tijd was het nog Theo Koomen die verslag deed, vanaf de motor. Hij voelde aan dat er romantiek en heroïek bij deze sport horen, maar niet dat je het ook kan overdrijven allemaal. De meesten van ons kunnen zich zijn hysterisch geloei nog wel herinneren. Een hekel kreeg je niet aan hem; het hoorde bij hem. Hij zou het met alles gedaan hebben; opblazen tot het uiterste.
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Theo_Koomen)
Maar omdat de volkssport steeds meer belangstellenden trok, kwamen er ook andere types op de stroop af. Mart Smeets bijvoorbeeld had een scherpe neus voor populisme. Die was altijd te vinden waar de kijkcijfers het hoogst waren.
Het wielrennen kent in mijn beleving af en toe een soort dips. Dat is wanneer er weer eens een coureur met kop en schouders boven de rest uitsteekt en onafgebroken steeds maar aan het winnen is. Dat vind ik saai. Misschien omdat een landgenoot zoiets nooit presteert. Wanneer een Nederlander vijf keer de Tour wint vind ik het misschien prachtig; zo zal ik waarschijnlijk ook wel weer zijn. Maar ik vind het leuker wanneer het spannend is omdat de verschillen klein zijn en er strijd geleverd moet worden.
Onder Merkx, Indurain, Hinault en Armstrong was de aardigheid er voor mij vanaf. Die ronden vertoonden meestal een voorspelbaar verloop; je stelde je dan maar tevreden met het spel om de troostprijzen. In die tijd was Theo Koomen er al niet meer; die was ergens in Noord-Holland tegen een boom gereden. Het commentaar kregen we nu van de alcoholische kabouter Jean Nelissen; vrij kort daarna verdrongen door Mart Smeets, die geen verstand van wielrennen had, maar zich ijverig het jargon probeerde eigen te maken. Hij dacht dat dat genoeg was; maar het was overduidelijk dat hij zelf nog nooit op een racefiets had gezeten…
Dark Horse
Recente reacties