Het eindspel van Jan Vos tegen Johan Bakker uit de externe wedstrijd Het Spaarne-1 – Opening’64 werd remise. Zwart blunderde (maar niet opzichtig) en wit ook.
Wat rommelen in een vertrouwde opening, een creatief middenspel spelen met leuke motieven, een tempoverlies dat we manoeuvreren noemen, daar draaien we onze hand niet voor om. Maar het eindspel heeft absolute kenmerken en daar val je ongenadig door de mand met een tempo meer of minder.
De laatste tijd studeer ik in de “Endgame Manual” van Dvoretsky. Moeilijk, diepzinnig, vaak boven mijn niveau. Ik ben nu bij het maken van extra tempozetten in de pionneneindspelen.
Laat dat nu net het gemiste motief zijn.
Beide spelers zagen daarna hun fout. Wit kon op instructieve wijze een zetdwangpositie bereiken en winnen.
In het eerste fragment is b5 dus een blunder van zwart. Kd6 is remise.
Het volgende fragment met het maken van een extra tempo om zetdwang te bereiken, komt uit een partij tussen Yermolinsky en I.Ivanov besproken in het boek van Dvoretsky.
Ik ben bang dat ik in een partij 1.Ke2 had gespeeld, maar met de kennis van nu….
De interne competitie startte medio september volgens het Kaisersysteem dat westrijdleider Bergshoeff sinds jaar en dag hanteert en propageert. Daaraan moet toegevoegd: je weet nu niet van tevoren welke tegenstander je treft, een initiatief dat ook bij Bert vandaan kwam toen we ontwaakten uit die vreemde corona-lockdowns.
Voor elk wat wils, is het adagium dat misschien wel het beste bij Het Spaarne en de invulling van de interne competitie past. Nieuwkomers en herintreders zijn Ton van Kempen, Lourens Willemsen, Chester Constandse en misschien ook wel Johan Tates die sinds een aantal weken zijn partijtje meeblaast. Een nieuwkomer is ook Jan Vreeburg en gelet op zijn speelsterkte is zijn deelname een versterking aan de top van de competitie. En laat ik Wim Hoffenaar niet vergeten, ook een soort van nieuwkomer in zijn tweede jeugd! (Derde?)
Voor uw verslaggever is de interne competitie vooral een kans om een trainingspartijtje te spelen, ook al duren ze dan vaak tot half twaalf. Mijn geest vervormt de werkelijkheid en daarom denk ik dat ik altijd zware potten speel die pas beëindigd worden als barvrouw Asha dreigt het alarm erop te zetten. De werkelijkheid is minder weerbarstig: niet al mijn partijen zijn zwaar en lang. Zo leverde de eerste ronde een kort interessant duel op tegen Jan Vreeburg:
In de derde ronde wekte de partij Paul Mathot – Pim Abbestee mijn aandacht. Ik speelde namelijk op het bord ernaast tegen Aad de Bruijn en kon de schermutselingen af en toe met aandacht volgen. Met een oppervlakkig kiebitzersoog concludeerde ik al snel dat Paul na een zet of vijftien op winst stond en de genadeslag nog even moest vinden om Pim tot opgave te dwingen. Dat was bezijden de waarheid. Een directe afmaker was niet voor handen. Wel bleef Paul tot het eind riant staan:
Op het belendende bord zaten vijfvoudig kampioen De Bruijn en regerend kampioen Schill (tweevoudig, zeker, leuk voor jou, Schill) tegenover elkaar. Ik heb nooit begrepen wat het woord ‘regerend’ betekent als adjectief van het woord ‘kampioen’. Moet ik het hele seizoen 2025-2026 gaan juichen ofzo? Ik ben de beste! En een okergele stropdas gaan dragen met het cijfer 1? Zou Louis van Gaal van harte stimuleren: je bent toch niet alleen kampioen van Schalkwijk, maar ook van …?‘ Nou ja… dat zal wel eens een tikkeltje tegen kunnen vallen!! Of moet ik als regerend kampioen gaan zeggen dat de grenzen dicht moeten en dat Nederland weer aan ‘de mensen’ moet worden teruggegeven. O, is dat een onzinverhaal? Wist ik nog niet.
In ieder geval, de partij tussen Aad en Schill werd weer een strijd op leven en dood, zoals zo vaak. De witspeler (ondergetekende) vond het noodzakelijk de d-pion in het spervuur van vijandelijke lopers, ridders en dames te zetten. Zwart won daarom de opening. Daarna volgden er twee gamechangende zetten uit de zwarte hoed. (Er zijn overal gamechangers om ons heen, wist u dat? Gamechangers zijn eigenlijk aliens, die onze aardse werkelijkheid een flinke zwiep kunnen geven. Elke dag weer. Rob Jetten en zijn kornuiten kunnen erover meepraten, gelukkig.)
De vraag in deze stelling is: welke twee zetten zou u overwegen, (na elkaar!) en: welke gedachten schuilen achter uw kandidaatzetten? (Ook wel weer leuk: geen combinatie, (wit wint in twee zetten), want in een partij weet je dat nooit van tevoren.)
Ook Jan Vreeburg en Aad de Bruijn speelden al tegen elkaar, als ook Aad de Bruijn en Paul Ruber. Je zou dus kunnen zeggen dat de zware vijf of zware zes elkaar al zo’n beetje hebben bestreden. (Ik sluit niet uit dat ik hier mensen vergeet te noemen :)!)
Ik heb wedstrijdleider Bergshoeff eens horen zeggen dat hij ‘uitging van de zware zes’. Ik wist niet precies wat hij bedoelde, – ik dacht even dat ik mijn voedingspatroon maar eens drastisch moest veranderen -, maar als hij mij de vraag had gesteld wie dat dan zouden zijn, zou ik hebben gezegd: AtotZ van der Heijden, dan een hele tijd niets, daarna Arnon Grunberg (uiteraard), en dan vooruit, met stip op zes: Harry Mulisch, met een paar boekjes dan (De zaak 40/61 – of was het nu 40/62? – en oke, oke: de Aanslag). Als we het Jan Vos vragen krijgen we waarschijnlijk iets heel anders te horen. Shakespeare? Chaucer? Philip Roth? Zadie Smith? Dylan Thomas? Bob Dylan? Sally Rooney? Jan, ….wat wordt het?
Nog een rijtje? 1. Furiosa: a Mad Max saga (klinkt lekker Hollywoodiaans – dedain, dedain!, kiss-kiss-bang-bang, niet goed hoor, iets om op neer te kijken –). 2. De Jason-Bourne-trilogie 3. The terminator 1 en 2, en op 10 dan heel misschien die 25 James-Bond-films tezamen.
Wat is het een ongenoegen om al die Bondfilms uit de jaren ’70 en ’80 te kijken, of een deel ervan. Niet tegen aan te gluren. En daar is the villain weer met een poes op schoot (Blofeld / …. / Klaus Maria Brandauer) en een sigaret in een koker aan de mond. Een druk op de knop en 007 verdwijnt in een zwembad vol met haaien. Goodbye mister Bond! (En vanaf nu noemen we je haaienhap 1).
Een minuut of vijf later blijkt het mee te vallen. De bondgirl rijdt op een woestijnige startbaan een jeep in een vrachtvliegtuig. Als ze opgestegen zijn en het kerosinepeil schrikbarend is gedaald, landen ze weer en rijdt dezelfde bondgirl die jeep in letterlijk vliegende vaart weer uit het vliegtuig. Helemaal niet seksistisch, integendeel. Ze doet tenminste wat (Maryam D’Abo in The living daylights, schat ik). En ze leefden nog lang en gelukkig…
Schurken als Blofeld, Brandauer of Stromberg (The spy who loved me) kunnen dan wel gemakzuchtig als absurd, uitvergroot personage worden neergezet en geen sterke bijdrage leveren aan de geloofwaardigheid van een Bond-film, de wereld van 2025 lijkt steeds meer op een doordreunen van hun megalomanie. (Zo, lekkere bombastische zin, Schill, gefeliciteerd.) Conclusie: een gemiddelde Bond-film benadert de werkelijkheid op subtiele wijze. Mag ik dat zeggen?
Ach ja, lijstjes! Er zijn muzieknerds die hun jaarlijstjes digitaal doorsturen. Leuk, hoor. Ben ik nu niet serieus? Vooruit dan: mijn nummer 1 dit jaar wordt Keith Jarrett. The Koln Concert deel 1. Weet ik nu al. Ik val mijn kinderen er tijdens het avondeten mee lastig, tot nu toe naar volle tevredenheid van hun auditieve bewustzijn. Hoop ik.
–0–
Goed, waar waren we gebleven? Partijen tussen Jan Vreeburg, Aad de Bruijn en Paul Ruber. Onderling. Ik zou het bijna vergeten… Het treffen tussen Jan en Aad werd interessant, omdat Aad de verleiding niet kon weerstaan een combinatie langs de diagonaal a1-h8 in gang te zetten:
De ontmoeting tussen Aad de Bruijn en Paul Ruber werd meer dan een salonremise, zeg maar een soort boksremise op een trainingsavond, maar bij lange na niet een Rumble in the jungle.
Wil je nog ergens op terugkomen?
Leuk dat je het vraagt. Hmmmm … ja: Deliverance (1973). Die hoort ook in die filmtop-6. Weet ik niet zeker, hoor!
Grappig dat je het jaartal erbij noemt. Deliverance is trouwens geen actieheldensaga. Dus die mag er niet in. Is ook uit ’72, niet ’73. Correct me if I’m wrong.
Oke, oke, oke, Jaws dan maar…. uit ’75. We need a bigger boat. En waar ik Mulisch zei bedoelde ik Wolkers, maar dan alleen voor Kort Amerikaans, niet voor dat truttige Turks fruit. Stop.
Oke. Stop. Alles goed?
JA! Uiteraard…. of eigenlijk: ik zet vijf jokers in.
Zullen we het trouwens eens over filmcitaten hebben? Een filmcitatentop-6, wat denk je daarvan? En we noemen je haaienhap 1. Uit welke film…?
Ehmmm…. eens even denken…
–0–
Afijn, nog ’topwedstrijden’ te over, en in de regionen daaronder waarschijnlijk genoeg schaakgenot voor tot aan het ochtendgloren. Vorige week: Terwee – Vreeburg: 1/2-1/2. Interessante uitslag, had er meer in gezeten voor Sybe, of voor Jan? Ik ben benieuwd.
De stand is elders op onze clubsite te vinden. Heeft u leuke partijen en partijfragmenten, al dan niet met een opgave erin verwerkt, stuur ze in.
Het was een typische herfstdag die zaterdag, wat zon en kans op een regenboog door langskomende buitjes. Op de fiets naar Heemstede met een regencape in de tas. Het Kennemer Open, een Combiteam, VAS7 (wat een club moet dat zijn!), Het Eerste ook wel de Vlaggende Roestbak of zoiets genoemd door heer Schilthuizen en onze tegenstander van vandaag, Opening’64, ieder spoedde zich naar de Schubertlaan. Mijn tegenstander niet, die had zich gemeld aan de Laan van Berlijn, maar dat is hemelsbreed niet zo ver weg.
Onze vaste arbiter Joost Jansen leidde een wedstrijd in de Meesterklasse dus was Paul Neering in zijn element als wedstrijdleider, speler aan het eerste bord van het Combiteam (met remise) en vraagbaak. Dat hij niet tegelijkertijd een moppie muziek bracht was een teleurstelling. Door eigen beslommeringen op het bord heb ik niet veel van de andere partijen of het scoreverloop gezien. De beschikbaar gestelde notaties en commentaren geven dit verslag vorm in samenwerking met Sander Schilthuizen.
Op bord 1 speelde Colleen Otten, hier is haar commentaar:
Loek Veenendaal op 2 verloor helaas. Volgen er nadere details dan zal ik die plichtsgetrouw verwerken.
Sander Schilthuizen op bord 3 speelt graag met zwart en Scandinavisch, ik kan daar over meepraten…
Op bord 4 speelde Paul Ruber. Zijn partij met een Puzzelrushopgave op zet 20.
Frans Arp op 5 is na de centralisatie van de zwarte dame aan zet in het volgende fragment:
Op een lager bord is het iets gemakkelijker scoren en worden foutjes minder snel afgestraft. Mijn partij op bord 6.
De partij op bord 7 van Jan Vos telde ook veel zetten waar hier het eerste deel van te zien is. Rond zet vijftig ging het nog bijna mis door een zetdwangmogelijkheid voor wit.
En dan onze superinvaller op 8 (voor Leo Littel die op vakantie was). Yashin van Kesteren speelt niet zo vaak en dat is jammer, hij kan op alle borden terecht. De strategische aanpak in deze partij maakt indruk.
De einduitslag 5.5-2.5 brengt ons al op 5 matchpunten en een tweede plaats.
Waar liggen je roots, vragen we tegenwoordig. Waar ben je opgegroeid en wat weet je er nog van? Heb je er beelden bij? Vertegenwoordigen straten of gebouwen een zekere gevoelswaarde?
Ik ben geboren in Amsterdam. En ik heb een groot deel van mijn jeugd doorgebracht in het Vondelpark. Het Vondelpark, dat later door de wereld ontdekt is. Waar niets meer van over is, althans, van zoals het er in mijn jeugd uitzag. Aan het eind van de jaren veertig, in het begin van de jaren vijftig, toen Nederland nog aan het opkrabbelen was. Toen de schaduw van de oorlog nog in de straten hing. Toen iedereen arm was.
In de Saxenburgerstraat, waar ik woonde, stond één auto. De eigenaar van het kleine vehikel had er een soort foudraal voor aangeschaft, om het te beschermen tegen weersomstandigheden en mogelijk vandalisme. Wij kinderen waren in dit “Fremdkorper” niet geïnteresseerd. De eigenaar daarentegen bracht veel tijd door achter het raam van zijn woning om in de gaten te houden of zijn kleinood niet gemolesteerd werd. Er werd door jongetjes veel gevoetbald in de straat namelijk. Misschien stuiterde de bal wel eens tegen zijn trotse bezit. Ondraaglijk natuurlijk!
Vijver in Vondelpark, 2021 (foto: Sander Schilthuizen)
Het Vondelpark was in die tijd veel wilder. Pas in de jaren ‘60 en ‘70 is men het gaan trimmen tot het huidige keurige niveau. Er valt nu weinig avontuur meer te beleven.
De Overtoom en de dichtersbuurt waren mijn natuurlijke habitat. Amsterdam Oud-West. Geen bijzondere architectuur: veel eind 19e-eeuwse bouw. Grote gezinnen in kleine huizen. Het is welbekend allemaal. De Overtoom is wel een verhaal apart. Van oorsprong een waterweg, waarlangs veel kleine bedrijvigheid was. Na de demping bleef die lange tijd nog bestaan. Ik kan me nog allerlei kleine winkeltjes en bedrijfjes herinneren. Ook nog, toen tramlijn één er al lang doorheen reed.
Op woensdag- en zaterdagmiddag maakten wij, jongens in de lagere-school-leeftijd, lange tochten.
Ik stak dan bijvoorbeeld met twee vriendjes het park door naar Amsterdam Zuid.
Daar zag de stad er heel anders uit. Daar waren lommerrijke lanen. Kapitale villa’s werden omzoomd door weelderige tuinen met schitterende vijvers. Alles was groot en ruim; een totaal andere wereld. Wij vergaapten ons er alleen maar aan; we hadden er niets te zoeken.
Nog verder doorlopend werd de buurt minder imposant, maar nog steeds wel van een zekere voornaamheid. De huizen waren groter en hadden een veel solider uitstraling dan bij ons in de Kinkerbuurt; dat was revolutiebouw tenslotte.
Wandelen kon je het niet noemen, wat wij als jongens deden. We waren op ontdekkingstocht.
Kostverlorenvaart en rechts het Jacob van Lennepkanaal met de Jacob van Lennepkade (circa 1930) (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kostverlorenvaart#/media/Bestand:Jacobus_van_Eck,_Afb_A01634001264.jpg)
Wanneer we de Overtoom afliepen in de richting van de brug over de Kostverloren vaart, kwamen we al snel op het Surinameplein, in de jaren ‘50 zo’n beetje het eind van de Amsterdamse bebouwing in ‘West’. Daarna kwamen de ‘tuintjes’: kleine neringen die groenten en fruit verbouwden.
Buurtjongens vertelden wel eens dat ze daar worteltjes gingen jatten, door ze gewoon uit de grond trekken dus, als de boer even niet oplette. Maar dat gebeurde toch een generatie vóór ons.
Wij gebruikten het Surinameplein vooral omdat het in feite een grote zandvlakte aan het worden was, waar gevoetbald kon worden. En soms sloegen we linksaf langs het verlengde van die Kostverlorenvaart. Daar heette het nu De Schinkel. Langs het water lopend bereikten we na een half uurtje de Nieuwe Meer. Niet het Nieuwe Meer dus. Wij Amsterdammers zeiden: De Nieuwe Meer.
Overhaal over de Schinkel bij de Vlietstraat. Gezien vanaf de Schinkelkade, hoek Vlietstraat, naar het zuiden in de richting van de Nieuwe Meer. Rechts aan de overzijde Sloterweg 1-7 (na 1973 Rijnsburgstraat), hoek Jaagpad. (bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Schinkel_(rivier)#/media/Bestand:SchinkelEilers.jpg)
We gingen er ook vissen. Zelden was de vangst spectaculair, een baarsje van een centimeter of tien was wel het maximum.
Aan de overkant lag ‘Bosplan’: het Amsterdamse Bos; aangelegd in de jaren dertig voor de werkverschaffing. Fantastische plek. Veel plaats voor recreatie. Speelweiden. De Bosbaan, waar internationale roeiwedstrijden gehouden werden. Daar was door het college van wethouders in de crisistijd goed over nagedacht. Vanaf de Kinkerbuurtschool met de hele klas, drie kwartier lopen, langs de Amstelveense weg. Brood mee! Bosplan hoorde bij het dagelijks leven als een altijd beschikbaar extraatje. Flink druk in de weekends, al werd er nog niet gebarbecued, zoals tegenwoordig.
Een wandeling door het huidige centrum van Amsterdam is geen onverdeeld genoegen meer. De stad is ernstig overwoekerd geraakt door de commercie, sinds de enorme toeloop van toeristen uit alle delen van de wereld. Mede daarom is een wandeling door mijn geboorteplaats een nostalgisch verhaal geworden.
Elk jaar in oktober organiseert schaakclub De Uil uit Hillegom een aardig rapidtoernooi.
Nog leuker zijn de 4-Kampen in juni met prijzen in natura zoals te veel paling voor 2 personen of mijn favoriet : de fruitmand.
“Dan levert het tenminste nog wat op, dat schaken” Citaat voor jullie onbekend…
In de hoofdgroep of de 8-Kampen, die op sterkte worden ingedeeld, doen altijd een aantal spelers van Het Spaarne mee.
Voor de volledige uitslagen http://schaakclubdeuil.nl
Frank Sala met maar 1½ punt in Groep E sprak ik even. “Ik bedenk te veel leuke plannetjes en dan kom ik in tijdnood en ga door mijn vlag”. Met 18 minuten en 5 sec./zet increment is er natuurlijk minder speelruimte voor een groot denkraam. Dat inventieve spel van hem komt meer tot zijn recht in de klassieke partijen.
Bert Bergshoeff, een groep hoger in D, beweerde (het glas is half vol) de middenkampioen te zijn. Zie tabel. Met 3 punten eindigde hij inderdaad in de middenmoot.
In groep B zal Keimpe Knijft niet tevreden zijn geweest met 2 uit 7. Ik heb hem niet gesproken, maar dat hij beter kan is duidelijk. Vorig seizoen viel hij op met overwinningen op enkele “toppers” in de interne competitie.
Als 1800/1900-speler, zoals ik, krijg je meestal de keus om klappen te krijgen in de hoofdgroep of vriendschappelijk met gelijkgestemden en oude bekenden ook klappen te krijgen in de hoogste 8-Kamp.
Loek Veenendaal en ik speelden in de slangenkuil, het piranhabad of ook wel het haaienaquarium met twee grootmeesters die wij wisten te vermijden.
Het oneven aantal van 17 spelers leverde ons beiden, met 5 anderen, een wat langere pauze op in de loop van het toernooi. Reglementair punt dus.
Cok Ippel schijnt Frans Arp nog gesmeekt te hebben om mee te doen hoorde ik van Frans, maar die kon echt niet.
De Hoofdgroep
Thomas Beerdsen won met 6 uit 7 gevolgd door Erik van den Doel en de elke dag sterker wordende Rik van Rootselaar, met 5 punten.
Loek scoorde onder zijn niveau met 2½ en ik er er wat boven met 3½ punt.
De aanleiding voor dit verslagje is eigenlijk het onevenwichtige gerecht dat er in de 7e ronde op mijn bordje kwam. Maar ja, je kan natuurlijk niet, als een echte schaker, eerst alleen over je eigen kansen en missers zeuren.
Vlak voor aanvang van de wedstrijd tegen Boven IJ / Volewijckers bleek vlaggenschip Spaarne-1 roestiger dan veelal wordt gedacht, want maar liefst vier spelers waren grieperig geweest of nog steeds grieperig (Arp, Otten, Schill en Ruber). En de roest zit er toch al goed op, op onze nog immer voortdobberende boot, zowel qua spelen als qua levensverwachting, ultieme schaakglorie en/of -begeestering. Of valt het met die begeestering dan wel weer mee?
Ze kwamen alle vier aan dek, niet voor ‘alle hens’. Daarvoor is het te vroeg in het seizoen. Bovendien zijn we goed gestart met winst op de andere promovendus, Zuidoost United.
–0–
Bord 1 lieten de promovendi uit Amsterdam-Noord onbezet, waarschijnlijk ook in verband met ziekte. Colleen Otten hoefde zich dus niet in de speelmodus te schakelen. Hoe onbevredigend ook, Het Spaarne leidde bij het indrukken van de klokken al met 1-0.
Vroeg op de middag regende het een aantal remises. Frans Arp (nooit ziek en op bord 4) speelde de opening zoals gebruikelijk in luttele minuten, verzuimde mogelijk pionwinst te schnabbelen rondom zet twintig en nam na overleg met gelegenheidscaptain Colleen remise aan. Leo Littel (bord 8) repareerde een achtergebleven pion van de tegenstander (d6) naar een gezonde, met goede redenen (?), alvorens genoegen te nemen met remise. Jan Vos speelde met zwart een variant uit het Hollands, sloeg na d4xe5 terug met Pc6xe5, waarna de pion op d6 volgens ingewijden lange tijd hulp behoefde. Ik heb weinig van deze partij gezien. Het werd uiteindelijk geruisloos remise.
Op bord 3 nam ik ook een remise-aanbod aan, na enerverende schermutselingen op de damevleugel. Ik had mijn koning lang laten rokeren, tegen de storm in. Na een zet of tien was chagrijn opgeborreld. Bird-Larsen-opening (f2-f4), wat te doen met de zwarte stukken? Kort rokeren leek zeer riskant. Het witte spel speelde zich daarentegen vanzelf. Ik zocht tevergeefs naar een goed plan, koos het verkeerde en kwam met de schrik vrij. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.
Oke, oke, oke, de boodschap is inmiddels duidelijk. Engines zijn ook – onvermijdelijk – ijskoude betweters; mijnheer HAL2025 vindt dus dat witspeler Mehra veel eerder b3-b4 had kunnen doorzetten, zwart had ‘gewoon’ kort kunnen rokeren, enz. (Ik heb zelfs even overwogen om de koning van b8 terug te laten wandelen naar g8. De loper op a5 verhinderde dat, en mijn eigen torens natuurlijk ook.)
–0–
Voordeel van zo’n toch nog vroege remise – het was een uur of vier – is dat je niet meer aan het bord gekluisterd bent. De adrenaline zakt. Ik kreeg tijd voor een aangename analyse met tegenstander Mehra en voor een heldere blik op de resterende partijen.
Loek Veenendaal had op bord 2 na de opening een fijne stelling met de witte stukken. Verschafte zich door pionwinst een vrije a-pion. In de analyse kreeg toeschouwer Colleen Otten visioenen van het lieve kleine pionnetje uit Donner-Velimirovic. In de partij ging er iets mis elders op het bord en moest Loek, uiterlijk laconiek, de vlag strijken.
Paul Ruber was nog ziek, zo was aan zijn gezicht te zien. Toch gekomen. Tegenstander Tetteroo schotelde hem op bord 4 een Scandinaviër voor waarin hij zijn koningsloper niet naar g7 ontwikkelde maar naar e7. Het paard ging na de verjaagzet c2-c4 terug van d5 naar f6, want op dat veld blokkeerde het niet een fianchettoloper. Paul voelde zich omstreeks de dertiende zet ook niet senang in de stelling. Hieronder een deel van de partij:
Goed. We begonnen de schaakmiddag met een reglementaire 1-0 voorsprong wegens niet opkomen. Nu daagde de eerste nederlaag. Tussenstand 3-4. Aad de Bruijn had op bord 6 achter de witte stukken een betere stelling tegen George Gijssen. Achtergebleven zwarte pion op d6, druk van zware witte stukken op de d-lijn. Maar was dit ook te winnen? Aad besloot tot de discutabele breekzet f3-f4, Tegenstander Gijsen greep mis met 44. … Df8 waarna een afwikkeling naar een pionneneindspel met een pion meer voor wit onvermijdelijk was. Aad speelde dat naar winst. Hulde!
Aldus kwam Het Spaarne op gelijke hoogte. Wellicht wel verdiend.
Schill
P.S. Bij het naspelen van mijn partij opperde tegenstander Mehra dat wit na een korte zwarte rokade plotsklaps kan winnen na 12 …Lb7. Hoe?
Recente reacties